Dobbelen
In de klas wordt een tekst gelezen en nabesproken. Daarna gaan de kinderen in groepjes zitten. Elk groepje heeft één of twee dobbelstenen, waarop bijvoorbeeld staat: ‘wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom,’. Op de andere dobbelsteen kunnen werkwoordsvervoegingen staan, zoals: ‘is, kan, doet, wil, heeft, zal’. Met de twee woorden die gegooid worden, maakt een van de leerlingen een vraag, die de groepsgenoten vervolgens beantwoorden. Daarna mag de volgende leerling gooien. Tenslotte volgt de klassikale nabespreking. Deze werkvorm is geschikt als zelfstandige verwerking bij tekstbegrip van taal en zaakvakken. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen zijn: luisteren, op elkaar wachten. De tijdsduur is in totaal ongeveer vijftien tot dertig minuten.