Legpuzzel (the Jigsaw-Method)
De leerkracht verdeelt de leerstof in gelijke delen. De leerlingen zitten in heterogene stamgroepen. De leerkracht vertelt wat de uitkomst van het groepswerk is, bijvoorbeeld een presentatie, werkstuk of toets. Daarna krijgt elk groepslid een nummer. Vervolgens gaan alle nummers 1 bij elkaar zitten. En de nummers 2, 3 en 4 ook. Dit heten de expertgroepjes. De nummers 1 krijgen een onderdeel van de lesstof, en de andere groepjes ook. Zij verdiepen zich in de tekst en bedenken hoe ze de informatie kunnen vertellen aan hun stamgroepje. Daarna gaat iedereen terug naar zijn stamgroepje. Daar vertellen de kinderen om de beurt wat ze geleerd hebben. De leerlingen voegen alle informatie samen en maken er bijvoorbeeld een presentatie of werkstuk van. Tenslotte evalueert de leerkracht met de leerlingen het groepsresultaat. De legpuzzel is een vorm van zelfstandige verwerking. Deze werkvorm is erg geschikt voor zaakvakken. De samenwerkingsvaardigheden die aan bod komen, zijn: overleggen, luisteren en uitleg geven. De tijdsduur is één of meer lessen.